We smeren het achteloos op een boterham. Soms dik, soms dun. Soms met sambal of banaan erbij. Maar heb je ooit stilgestaan bij de naam pindakaas?
Want waarom heet het eigenlijk zo? Je zou bijna denken dat het gewoon gekozen is omdat het rijmt op “helaas”. Toch heeft die naam alles te maken met Suriname.
In het Engels heet het peanut butter, in het Frans beurre de cacahuètes. Logisch: het is gemaakt van pinda’s en het lijkt op boter. Dus waarom zeggen wij geen pindaboter?
Nou, dat mocht simpelweg niet. In Nederland was het woord “boter” ooit wettelijk beschermd. Alleen producten van echte roomboter mochten die naam dragen. En dus moest er een alternatief komen.
En dat alternatief lag verrassend genoeg in Suriname. Daar werd in de achttiende eeuw al pindakaas gegeten, alleen heette het toen pienda-dokoen.
Dat was geen smeerbare pasta, maar een blok gestampte pinda’s. Je sneed er plakjes van af, net als bij een stuk kaas. Een Duitse zendeling die in Suriname werkte, vertaalde dat naar Pinda-Käse, oftewel pindakaas. Die naam bleef hangen.
Pas veel later, na de Tweede Wereldoorlog, kwam het smeerbare spul uit Amerika naar Nederland.
En terwijl anderen het hadden over peanut butter, koos men in Nederland voor het woord dat ze uit Suriname kenden: pindakaas. Klinkt vreemd als je erbij stilstaat, maar het voelt inmiddels heel normaal.
Dus de volgende keer dat je een boterham met pindakaas maakt, denk dan even aan ons mooie Suriname.
Zonder die blokken pinda van vroeger, hadden we misschien nu allemaal pindapasta gegeten. Of nog erger: pindasmeersel. Dat klinkt toch echt minder lekker.
Jennifer Atmo is oprichter van Mooi Suriname. Ze kent haar land door en door en zet zich als voorzitster van KIVC actief in voor bewustwording en positieve verandering.
Voor contact: [email protected]